Interview met Aad de Mos
Gepubliceerd in ‘De Voetbalkrant’ oktober 2007

‘Verliezen is half doodgaan ‘


Door de goede competitiestart is de sfeer bij Vitesse momenteel uitstekend. 
In het spelershome op trainingscomplex Papendal vullen de selectiespelers Yakubu, 
Gommans en Lorca verkleed als moderne Mien Dobbelsteentjes hun corveebeurt in. 
Breedlachend bekijkt Trainer Aad de Mos dit stukje volkstoneel. 
“Deze momenten zijn onbetaalbaar’ en gelijk een seintje om naar zijn trainerskamer te strompelen. 
Een ingreep aan de Mos’ meniscus laat duidelijk zijn sporen na.‘Nog Haags nieuws?’ 
Aad wil nog steeds alles weten over het voetbal in zijn geboortestad.
‘VUC weer verloren, en veel gele kaarten zeg. HVV-GDA 2-2, GONA - HMSH 1-0’. 
Foutloos somt hij een groot aantal uitslagen uit het weekend op. 
Al 60 jaar jaar is De Mos besmet met het voetbalvirus. 
Als peuter liep hij al met vader Henk mee naar het ADO-terrein. 

De Mos sr., ADO-selectiespeler in de kampioensjaren, later bestuurslid ‘materialen’ 
en medeoprichter van de honkbalafdeling. 
Elke regenachtige zondag als half Den Haag nog op een oor lag was De Mos getuige van de 
discussies tussen zijn vader en terreinknecht Wart Nijhuis over het wel of niet doorgaan van de wedstrijden. 
Daar moet de waardering voor vrijwilligers en het besef dat de trainingsvelden er als 
gazonnetjes uit moeten zien, zijn ontstaan.Vanuit zijn kantoor kijkt de Mos op prachtig gemillimeterde velden uit. 
Veel lijnen zijn zichtbaar omdat De Mos niet met pillonen werkt. 
’Het is een voetbalveld en geen landingsbaan. 
Die ondingen beperken de voetballers hun gevoel voor ruimte te ontwikkelen’.
Als enig kind groeide de Mos op in een voetbalgek gezin. 
Op wekelijkse familiebijeenkomsten en verjaardagen luisterde hij, in een hoekje van 
de volle woonkamer aan de Moerweg, met uitzicht op het ADO-veld( “de overkant”), met ‘Pioneersoren’ 
naar de verhalen over de Haagse grootmachten ADO, HBS, VUC en 
wat later Holland Sport. Dat menig avond in een kleine familievete eindigde mocht de pret niet drukken. 
Een week later startte de discussie gewoon opnieuw. 

Dagelijks was de Mos met zijn vriendjes Dick Advocaat en Harry Vos op het ADO-veld te vinden. 
Daarnaast werden vele uren voetballend op het Kaapseplein en op de Haagse markt aan 
de Herman Costerstraat doorgebracht. Daar dreef Harry’s moeder een  sigarenwinkeltje waar 
het trio zich in de vooravonden vergaapten aan de beelden vanuit een van de eerste zwart-wit tv-toestellen.
De Mos’ jeugd verliep prettig. Hij verdiende een contract bij ADO en rondde de opleiding 
aan de kweekschool tot onderwijzer af. 
Door hoofdtrainer Ernst Happel werd hij op een woensdagmiddag plotseling in de 
rol van jeugdtrainer geduwd. Twee keer in de week stond hij voor een groep talentvolle 
spelertjes als Barend Heijkoop, Rob Monnee,Ernst Happel jr.,Hugo Lochtenberg en Cees de Jong. 
Happel was de inspirator voor de jonge trainer. 
Het verhaal dat Happel zijn trainingen nooit voorbereidde en altijd intuïtief handelde 
is volgens De Mos een grote leugen. Thuis heeft hij het bewijs. 
Hij bezit een schrift waar Happel niet alleen zijn oefenstof gedetailleerd uitwerkte 
maar ook zijn wedstrijdbesprekingen uitschreef. 
Het schrift dient als een kompas voor De Mos’ verdere trainerscarrière, die een 
versnelde start krijgt als zijn profcarrière bij Excelsior door een blessure vroegtijdig stopt. 
Als onderwijzer aan de Van Ostadeschool in het hartje van de Haagse Schilderwijk besteedde 
hij vele uren aan het uitwerken van trainingsprogramma’s en systemen. 

Met grote overtuigingskracht, betrokkenheid en ijzeren discipline hield hij ‘de kleine ratjes’ onder 
controle en kreeg door de medewerking van zijn collega’s kans zich verder als trainer via cursussen te bekwamen. 
Het paste precies in zijn straatje dat een vijfjarig  contract op deze “moeilijke” school hem uit militaire dienst hield. 
Toch vulde hij zijn dagen niet alleen met voetbal en lesgeven. 
Door de school liep Gerarda, een nieuwe, blonde, net afgestudeerde onderwijzeres die de aandacht van Aad trok. 
Zo bravourachtig als hij op het veld bekend staat, zo verlegen was De Mos in de benadering 
naar zijn charmante collega. 

Na drie maanden, bij het wisselen van de lokalen duwde hij stiekem een briefje in haar hand of 
zij misschien zin had die vrijdag na schooltijd iets met hem te gaan drinken. 
Nu bijna 35 jaar later en nog steeds samen, iets  dat niet veel voetbaltrainers kunnen zeggen, 
bleek het een gouden ingeving geweest te zijn. Niet alleen op school maar ook als trainer 
bij De Valkeniers en RVC werkte de Mos met jongens met ‘een gebruiksaanwijzing’ .
Puck Hofland, Gerard Durand, Peter Meefout, Karel Zuidema, Ton Bakhuijs, Rob van der Bol en 
Herman Knoppert waren bepaald geen lieverdjes. 

Door eerlijke, zeer directe communicatie, er nooit om heen te draaien, niet bang te zijn voor conflicten, 
vakkennis, een strakke organisatie en het idee dat de groep moest overleven haalde De Mos in het oog springende resultaten. 
Deze typisch Haagse benaderingswijze; trouw blijven aan jezelf, en aan je 
eigen visie werd hem niet overal in dank afgenomen.
‘Wat meer diplomatie had in sommige gevallen bij enkele clubs een langer verblijf opgeleverd’. 
Van RVC maakte hij de reuzensprong naar Ajax. Als assistent van Leo Beenhakker kon 
hij in de professionele keuken kijken. Hij werkte zeven dagen in de week, trainde met de A-selektie 
en was verantwoordelijk voor het tweede -en A1-team. Elke avond kwam hij doodmoe thuis, maar 
op weg naar de top moet er nu eenmaal hard worden gewerkt. 
Iets waar de Mos geen hekel aan heeft. 

Het trainen en groepsgebeuren bij Ajax verschilden niet veel met zijn amateurtijd. 
Alleen werd alles in veel hogere versnelling uitgevoerd en werden alle zaken minstens 10x uitvergroot. 
Na acht maanden werd Beenhakker ontslagen en werd de jeugdige De Mos voor de groep gezet. 
Een jongensdroom kwam uit. Johan Cruijff, Wim Jansen, Piet Schrijvers waren ouder 
dan de trainer en Van Basten, Rijkaard en Lerby werden in sneltreinvaart van talent tot topper getransformeerd. 
In en rondom De Meer werd De Mos met de harde wetten van het profbestaan geconfronteerd. 
Hij behaalde kampioenschappen en KNVB-bekers  maar ondervond zijn grootste teleurstelling toen hij met vijf punten 
voorsprong vlak voor het einde van het (zijn vijfde) seizoen werd ontslagen.
Het bescheiden KV Mechelen gaf hem de kans iets moois op te bouwen. 
Binnen drie jaar haalde hij zijn grootste succes en ultieme revanche op zijn vorige werkgever. 

De Europacup II finale werd in een directe confrontatie gewonnen. 
De vreugdedans die na het laatste fluitsignaal volgde zat vol met rancune en emotie. 
Het winnen van deze hoofdprijs opende vele deuren. Anderlecht, PSV, Werder Bremen, 
Standard Luik, Gijon, Urawa red Diamonds, Al Hilal en een bondscoachschap in De Emiraten 
vulden opvolgend zijn trainers -cv. Overal werkte hij op dezelfde manier,altijd met betrouwbare assistenten en met oog voor innovatie.’ 
Je moet een paar stappen vooruit zijn. Dat gelul van vroeger was alles beter, hou op zeg t’ is anders. 
Kinderen worden tegenwoordig anders opgevoed. Ronald Koeman en Vanenburg perfectioneerden 
hun traptechniek op eigen initiatief een half uurtje voor en na de training. 
Tegenwoordig pas ik deze oefeningen in en trainen we gewoon wat langer’. 
Drie dingen zijn hem door de jaren heen wel duidelijk geworden. ‘Als trainer heb je een dosis geluk nodig om te overleven, 
als ik geen gras onder mijn schoenen voel ben ik ongelukkig en verliezen went nooit’. 
‘Verliezen is half doodgaan’. ‘Je bouwt een hele week spanning op. 
Je bent gefocust op een goed resultaat en ´één verkeerde terugspeelbal of een balletje op 
de binnenkant van de paal kan de hele wereld op zijn kop zetten. 
De koffie en je eten smaakt een aantal dagen minder en je bent niet echt aanspreekbaar’. 
Ook thuis worden de dagelijkse Vitesse-zaken geëvalueerd. ‘Leuk hoor, drie meelevende dames maar ik 
vind het wel lekker als ze  naar ‘Gooische vrouwen’ zitten te kijken, dan kan pappie eindelijk even relaxen’. 
De Mos hoopt  nog op een mooie laatste klus. Een WK-deelname zal de kroon op zijn trainerscarrière zijn. 
Met welk land ? Dat maakt niets uit. De onderhandelingen hoeft hij in ieder geval niet meer zelf te voeren. 
Dochter Tessa behartigt sinds een paar jaar zijn zaken. De Mos vindt haar betrouwbaar, doelgericht, calculerend, 
serieus en een goede steun. Juist die kenmerken die hij tijdens zijn opvoeding thuis en ‘aan de overkant’ 
met de paplepel kreeg ingegoten.

Mario van der Ende, oktober 2007