Interview met Gerard Meijer
Gepubliceerd in ‘De Voetbalkrant’ december 2007


Vraag voor een voetbalquiz: Wie staat er het langst op de jaarlijkse presentatiefoto’s van eredivisieclubs afgebeeld? 
Antwoord: Gerard Meijer. 
Sinds augustus1959 staat de verzorger jaarlijks afgebeeld  op Feyenoords’ elftalfoto.
Als je denkt dat hij alleen maar bezig is met het verzorgen van ledematen moet je eens een dagje met hem meelopen. 
Maar niet vlak voor een trainingskamp. 
Dan is het echt een gekkenhuis. Er wordt dan meer dan 1800 kilo aan sport- en verzorgingsmateriaal ingepakt. 
‘s Morgens is Gerard Meijer om een uur of acht, vaak als eerste, in De Kuip te vinden om de trainingskleding te sorteren,
sportdranken aan te maken en de ballen op de juiste spanning te brengen. 
Dan even snel een krentenbolletje naar binnen werken en de verzorgings-spullen uitstallen. 
Zodra de eerste speler op de massagetafel ploft, kan er direct begonnen worden. 
Aansluitend is het een doorlopende voorstelling, vaak tot een uurtje of zeven in de avond.
Dan rijdt Meijer met een omweg naar huis. Richting Barendrecht, Heerjansdam en via de dijk langs Zwijndrecht naar Dordrecht. 
Dak open, lekker muziekje luisteren. Dat kan van alles zijn. Vangelis maar ook Lee Towers’ Port of Rotterdam. 
‘Een half uurtje zonder mensen, zo’n moment voor jezelf, genieten van je vrijheid. 
Totaal relaxed schuif ik dan bij het avondeten aan’.

‘Ik ben nu 72 jaar, en ga nog elke dag met plezier naar mijn werk. 
De tekst van Feyenoords' clublied ‘Geen woorden maar daden’ zijn op mijn lijf geschreven. 
Zeven dagen in de week en 24 uur per dag sta ik voor de club en de jongens klaar’. 
De momenten die hij bij zijn Emille thuis in Dordrecht doorbrengt noemt hij kwali- tijd. 
Dan denkt hij wel aan Feyenoord maar spreekt er weinig over.  
In zijn vrije tijd pikt hij ook nog 3, 4 x in de week een uurtje om er op zijn 
racefiets (‘‘ik ben een mooiweer fietser, anders de hometrainer’’) op uit te trekken.
‘Zelfs op onze vaste vakantieplek in Carihuela staat de racefiets klaar. 
Nu Feyenoord dit jaar geen Europees voetbal speelt heb ik wat meer vrije tijd.
Na vier maanden merkt ik dat het ritme in de war raakt. Ik ben blij dat het nu goed met ons gaat. 
Dat betekent volgend jaar weer een volle agenda. 
Ik voel me, van kindsaf aan, het lekkerst als ik veel te doen heb. Ik heb altijd gezond geleefd. Niet gerookt en minimaal gedronken. 
En mijn leven lang bijenpollen geslikt. Da’s mijn natuurlijke EPO. De sport heeft altijd centraal gestaan. 
Bij Sparta (!) voetbalde ik nog met talenten als Tinus Bosselaar. Zo goed hij was, zo hard kon ik lopen. 
Later heb ik nog bij Excelsior trainer Bob Janse geassisteerd, gaf ik daar conditietraining. 
Ik was als honkballer meer op mijn plek. Ik was een redelijke slagman, maar eenmaal op de honken was ik niet meer te houden. 
Fantastisch,dan kon ik mijn snelheid optimaal benutten. Ik heb wat honken gestolen.
Inmiddels had ik mijn sportmassage- en pedicurediploma gehaald en ik hoorde dat Feyenoord een verzorger zocht.
Na een geschreven sollicitatiebrief hoorde een paar maanden niets. 
Toen werd ik ineens door administrateur Phida Wolff gebeld op het laboratorium waar ik diergeneeskundig onderzoek verrichtte. 
Kun je komen vanavond ? We hebben geen verzorger. Ik kwam drie uur voor de aftrap aan. Jaap Barendregt de terreinknecht, 
was over mijn vroege komst verbaasd en stuurde me naar een heel klein kamertje dat als medische ruimte dienst 
deed en gaf me een bijna lege verzorgingstas. Ik had gelukkig wat eigen spulletjes bij me, deed mijn werk serieus en 
tijdens de wedstrijd maakte ik een paar sprintjes. Het publiek en Gerard vonden dat (en vinden dat nog steeds) prachtig. 
Op een gegeven moment gingen ze zelfs brommergeluiden nadoen als ik het veld inspurtte. 
Dan zwaaide ik nog even met de handdoek boven mijn hoofd en kreeg ik nog applaus ook. 
Tegenwoordig maak ik kleinere pasjes. Dan lijkt het tenminste nog wat.
Na afloop van mijn eerste wedstrijd vroeg trainer George Sobotka me even op de gang te wachten. 
Hij wilde even met de spelers mijn aanwezigheid doornemen. 
Cor van der Gijp gooide de deur na 20 seconden open en riep: “Jij blijft hier voor eeuwig”. 
Wist ik toen veel dat hij gelijk zou krijgen’.

Ontelbare spelers heeft hij behandeld. De kneepjes van het vak leerde hij al als puber van zijn vader die 
de boksers van sportschool Theo Huizenaar als soigneur begeleidde. Dat was de beste leerschool. 
‘Als je oud- olympisch kampioen Bep van Klaveren niet op de juiste kracht masseerde kon je zo een stoot voor je murf krijgen’. 
Hij leerde daar ook wat discipline was, om nooit op te geven en wat werken was.

Ondanks al zijn routine waren Reinier “Beer” Kreijermaat en Dirk Kuijt haast niet te masseren. ‘Dat was echt beulswerk. 
Die hebben kuit- en bovenbeenspieren als kabeltouw, daar was bijna niet doorheen te komen’. 
Meijer heeft in de loop der jaren ook een extra dimensie in het observeren ontwikkeld. 
Hij kan zowel naar het wedstrijdverloop kijken en genieten, terwijl hij ook een specifieke 
speler (‘die een deukje heeft opgelopen’) in de gaten kan houden.
‘Je kan moeilijk staan juichen terwijl er een speler geblesseerd op de grond ligt’.

‘Ik heb een vertrouwensband met spelers en besef dat ik een dienende taak heb. 
Ik ben ook een buffer tussen spelers en technische staf. Het is een erecode dat wat hier in de kleedkamer of op de massagetafel besproken wordt,
binnenskamers blijft. Ik ben slechts één keer in al die 48 jaar heel boos geworden. 
Die speler heb ik even bij zijn nek gepakt waar de hele groep bij was. Wie vraagt wie dat was, weet niet wat een erecode inhoudt. 
Respect is voor mij een sleutelwoord. Maar ik kan genieten als spelers de grens opzoeken. 
Voor Henk Fraser was ik ome Gé maar bij Paul Bosvelt werd het al stiekem opa. 
Natuurlijk is in de loop der jaren veel veranderd. Vroeger deed ik bijna alles alleen. 
Bandageren, pedicuren, pleistertje hier, smeerseltje daar. Nu is de medische staf zo uitgebreid en heeft ieder 
zijn eigen verantwoordelijkheden.
Ook een kaartje- of biljartje leggen, tafeltennissen en gezellig na-ouwehoeren dat is bijna allemaal verdwenen.
Tegenwoordig is het werk geworden. 
Keihard trainen, behandelen, nabespreken, wedstrijdbeelden analyseren en naar huis.
Het voetbal is natuurlijk ook veranderd. Toen ik hier begon speelden we nog het 3-2-5 systeem. 
Tegenwoordig is vooral de handelingssnelheid en fysieke kracht toegenomen. Dat geeft natuurlijk meer blessures. 
Knie- en enkelblessures zijn verveelvoudigd.
Daarnaast is het moderne verkeerde schoeisel (‘gelukkig komen de leren schoenen weer terug’) en dat vervelende 
kunstgras ook niet echt bevorderlijk voor de gezondheid’.

‘Bij elke thuiswedstrijd kijk ik even naar de eretribune. Zie ik leeftijdgenoten Gerard Kerkum, Eddy Pieters Graafland en 
Coen Moulijn gezellig bij elkaar zitten. 
Over een paar jaar, misschien in het nieuw te bouwen stadion ga ik wel bij ze zitten. Ga ik lekker over vroeger praten. 
Over de winst van de Europa- en wereldcups, de unieke inbreng van (die Amsterdammer) Johan Cruijff, het brilletje 
van Joop van Daele, de slaapkamerverhalen van Willem van Hanegem en Theo Laseroms voor de Europacupfinale,  
het Feyenoord gevoel van Ben Wijnstekers enz. enz. 
Maar voorlopig kan ik dat geweldige gevoel dat mij bekruipt als ik vanuit de tunnel die overweldigende mensenmassa, 
in De Kuip, tegemoet loop nog steeds niet missen. 
En je begrijpt natuurlijk dat ik eerst nog even die halve eeuw als verzorger moet volmaken’.


Mario van der Ende,  december 2007